Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die hen [49]leidde [50]door de afgronden; als een paard in de woestijn, [51]struikelden zij niet. 49. Te weten zachtjes en zoetjes, gelijk men een paard leidt bij den toom. 50. Zie Ex.15:5; Ps.106:9. 51. Anders: dat zij niet zouden struikelen.